wettelijke erfopvolging. Hoe werkt het?
De wet bepaalt dat erfopvolging plaats heeft bij versterf of bij uiterste wilsbeschikking. De uiterste wilsbeschikking wordt in de volksmond meestal testament genoemd. In deze bijdrage bespreek ik hoe de erfopvolging plaats heeft als er geen uiterste wil is opgemaakt. Dat noemen we het erfrecht bij versterf.
Parentelen stelsel
Het erfrecht werkt met vier groepen van erfgenamen, de parentelen. Het systeem is zo ingericht dat we, te beginnen bij parenteel 1, alle parentelen in een bepaalde volgorde nalopen. Op het moment dat we in een bepaalde parentele personen aantreffen hoeven we niet meer verder te kijken en kunnen we vaststellen wie de erfgenamen zijn. Dat staat in artikel 4: 10 BW: de wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens.
Dit zijn de parentelen:
Eerste parentele: echtgenoot en kinderen van de erflater
Tweede parentele: broers en zusters en de ouders van de erflater
Derde parentele: grootouders van de erflater
Vierde parentele: overgrootouders van de erflater
Voorbeeld 1
Jan overlijdt. Hij is twee jaar eerder gescheiden van Marie en uit hun huwelijk zijn twee kinderen (eerste parentele) geboren. Zijn ouders (tweede parentele) zijn nog in leven, evenals zijn opa aan moederszijde (derde parentele). Hij heeft twee zussen (tweede parentele). De twee kinderen, behorende tot de eerste parentele, zijn de erfgenamen, we hoeven niet meer verder te kijken.
Voorbeeld 2
Dezelfde situatie, maar er zijn geen kinderen uit het huwelijk geboren. Resultaat: niemand in de eerste parentele. Wel in de tweede: zijn ouders en twee zussen. Zij zijn de erfgenamen, we hoeven niet meer verder te kijken.
Voorbeeld 3
Hetzelfde als voorbeeld 2, maar Jan heeft geen broers of zussen en zijn ouders zijn overleden. Niemand in de eerste parentele, evenmin in de tweede. Opa (derde parentele) is de erfgenaam.
Plaatsvervulling
We zien in het citaat van de wettekst van artikel 4: 10 BW de woorden: “uit eigen hoofde”. Daarmee wordt bedoeld dat deze personen zelfstandig, op grond van hun familieband met de erflater erfgenaam worden. Maar je kunt ook erfgenaam niet uit eigen hoofde zijn. Dan ben je erfgenaam bij plaatsvervulling. Dat werkt zo.
Nemen we voorbeeld 2. Jan heeft dus vier erfgenamen: zijn twee zussen en zijn ouders. Maar, gesteld nu dat een van zijn zussen al eerder is overleden. Zij heeft een zoon. Dan komt nu de plaatsvervulling om de hoek kijken. De zus is erfgenaam maar vooroverleden. Haar zoon treedt nu in haar plaats en is erfgenaam bij plaatsvervulling.
Maar gesteld nu dat de zus niet één maar twee kinderen heeft. Hoe is de verdeling dan? De ouders en twee zussen zouden ieder voor het gelijke deel erven, dus ieder voor een kwart van de nalatenschap. Maar een zus is dus al eerder overleden en laat twee kinderen achter. Haar twee kinderen, de plaatsvervullers, nemen samen haar aandeel over, dus een kwart. Per saldo erft ieder kind van de zus daarmee één achtste van de nalatenschap.
Halfbroers en halfzussen
De wet bepaalt dat halfbroers en zussen de helft van het erfdeel van een volle broer of zus of ouder erven. Nemen we weer voorbeeld 2. De ouders van Jan zijn nog in leven maar gescheiden. Zijn vader heeft een vriendin en samen met haar een zoon gekregen. Daarmee heeft Jan behalve twee volle zussen ook nog een halfbroer. Jan overlijdt. Wat nu? Er zijn, zeg maar, vier “volle erfgenamen” (ouders en twee zussen) en een “halve” (de halfbroer). Hoe lossen we dat op?
We moeten dan een formule opstellen. We stellen het erfdeel van de halfbroer op 1. Dan is het erfdeel van de ouders en zussen 2. De halfbroer krijgt immers de helft van wat de volle zussen en ouders krijgen. Dus: twee ouders en twee zussen, ieder 2 = 4 x 2 = 8. Daarbij opgeteld 1 (halfbroer) is samen 9. De twee ouders en de twee zussen ontvangen dan ieder 2/9 en de halfbroer 1/9. Dat is samen 8/9 + 1/9 = 9/9 oftewel 1. En daarmee is de som “uit”.
Graden
De wet bepaalt dat familieleden, verder dan de zesde graad, niet kunnen erven. Maar hoe reken je die graad nu uit? Heel simpel: broer en zus. Je gaat van de broer één stap terug naar de gemeenschappelijke voorouders, in dit geval de ouders. Eerste graad. Dan terug naar de zus. tweede graad. Twee neven: vanaf neef 1 een stap terug naar zijn ouders. Eerste graad. terug naar de grootouders, dat zijn de gemeenschappelijke voorouders van de twee neven. Tweede graad. terug naar de ouders van de andere neef. Derde graad. Van daaruit terug naar de andere neef. Vierde graad. Je moet dus gewoon terugrekenen naar de gemeenschappelijke voorouders.
Onwaardigheid
Personen kunnen het onwaardig worden om erfgenaam te zijn. Voorbeelden zijn: degene die de erflater om het leven heeft gebracht en daarvoor onherroepelijk door de rechter is veroordeeld. Of voor andere zware misdrijven tegen de erflater. Of in geval van bedreiging van de erflater om hem te dwingen een bepaalde uiterste wil op te maken. Of die het testament van de erflater heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.
Wanneer iemand onwaardig is om als erfgenaam op te treden, gelden de regels van plaatsvervulling weer. Als in ons eerder voorbeeld de zus niet was overleden maar Jan had vermoord en zij was daarvoor veroordeeld, dan kan zij niet als erfgenaam van Jan optreden, maar treedt haar zoon voor haar in de plaats.
Parentelen stelsel
Het erfrecht werkt met vier groepen van erfgenamen, de parentelen. Het systeem is zo ingericht dat we, te beginnen bij parenteel 1, alle parentelen in een bepaalde volgorde nalopen. Op het moment dat we in een bepaalde parentele personen aantreffen hoeven we niet meer verder te kijken en kunnen we vaststellen wie de erfgenamen zijn. Dat staat in artikel 4: 10 BW: de wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens.
Dit zijn de parentelen:
Eerste parentele: echtgenoot en kinderen van de erflater
Tweede parentele: broers en zusters en de ouders van de erflater
Derde parentele: grootouders van de erflater
Vierde parentele: overgrootouders van de erflater
Voorbeeld 1
Jan overlijdt. Hij is twee jaar eerder gescheiden van Marie en uit hun huwelijk zijn twee kinderen (eerste parentele) geboren. Zijn ouders (tweede parentele) zijn nog in leven, evenals zijn opa aan moederszijde (derde parentele). Hij heeft twee zussen (tweede parentele). De twee kinderen, behorende tot de eerste parentele, zijn de erfgenamen, we hoeven niet meer verder te kijken.
Voorbeeld 2
Dezelfde situatie, maar er zijn geen kinderen uit het huwelijk geboren. Resultaat: niemand in de eerste parentele. Wel in de tweede: zijn ouders en twee zussen. Zij zijn de erfgenamen, we hoeven niet meer verder te kijken.
Voorbeeld 3
Hetzelfde als voorbeeld 2, maar Jan heeft geen broers of zussen en zijn ouders zijn overleden. Niemand in de eerste parentele, evenmin in de tweede. Opa (derde parentele) is de erfgenaam.
Plaatsvervulling
We zien in het citaat van de wettekst van artikel 4: 10 BW de woorden: “uit eigen hoofde”. Daarmee wordt bedoeld dat deze personen zelfstandig, op grond van hun familieband met de erflater erfgenaam worden. Maar je kunt ook erfgenaam niet uit eigen hoofde zijn. Dan ben je erfgenaam bij plaatsvervulling. Dat werkt zo.
Nemen we voorbeeld 2. Jan heeft dus vier erfgenamen: zijn twee zussen en zijn ouders. Maar, gesteld nu dat een van zijn zussen al eerder is overleden. Zij heeft een zoon. Dan komt nu de plaatsvervulling om de hoek kijken. De zus is erfgenaam maar vooroverleden. Haar zoon treedt nu in haar plaats en is erfgenaam bij plaatsvervulling.
Maar gesteld nu dat de zus niet één maar twee kinderen heeft. Hoe is de verdeling dan? De ouders en twee zussen zouden ieder voor het gelijke deel erven, dus ieder voor een kwart van de nalatenschap. Maar een zus is dus al eerder overleden en laat twee kinderen achter. Haar twee kinderen, de plaatsvervullers, nemen samen haar aandeel over, dus een kwart. Per saldo erft ieder kind van de zus daarmee één achtste van de nalatenschap.
Halfbroers en halfzussen
De wet bepaalt dat halfbroers en zussen de helft van het erfdeel van een volle broer of zus of ouder erven. Nemen we weer voorbeeld 2. De ouders van Jan zijn nog in leven maar gescheiden. Zijn vader heeft een vriendin en samen met haar een zoon gekregen. Daarmee heeft Jan behalve twee volle zussen ook nog een halfbroer. Jan overlijdt. Wat nu? Er zijn, zeg maar, vier “volle erfgenamen” (ouders en twee zussen) en een “halve” (de halfbroer). Hoe lossen we dat op?
We moeten dan een formule opstellen. We stellen het erfdeel van de halfbroer op 1. Dan is het erfdeel van de ouders en zussen 2. De halfbroer krijgt immers de helft van wat de volle zussen en ouders krijgen. Dus: twee ouders en twee zussen, ieder 2 = 4 x 2 = 8. Daarbij opgeteld 1 (halfbroer) is samen 9. De twee ouders en de twee zussen ontvangen dan ieder 2/9 en de halfbroer 1/9. Dat is samen 8/9 + 1/9 = 9/9 oftewel 1. En daarmee is de som “uit”.
Graden
De wet bepaalt dat familieleden, verder dan de zesde graad, niet kunnen erven. Maar hoe reken je die graad nu uit? Heel simpel: broer en zus. Je gaat van de broer één stap terug naar de gemeenschappelijke voorouders, in dit geval de ouders. Eerste graad. Dan terug naar de zus. tweede graad. Twee neven: vanaf neef 1 een stap terug naar zijn ouders. Eerste graad. terug naar de grootouders, dat zijn de gemeenschappelijke voorouders van de twee neven. Tweede graad. terug naar de ouders van de andere neef. Derde graad. Van daaruit terug naar de andere neef. Vierde graad. Je moet dus gewoon terugrekenen naar de gemeenschappelijke voorouders.
Onwaardigheid
Personen kunnen het onwaardig worden om erfgenaam te zijn. Voorbeelden zijn: degene die de erflater om het leven heeft gebracht en daarvoor onherroepelijk door de rechter is veroordeeld. Of voor andere zware misdrijven tegen de erflater. Of in geval van bedreiging van de erflater om hem te dwingen een bepaalde uiterste wil op te maken. Of die het testament van de erflater heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.
Wanneer iemand onwaardig is om als erfgenaam op te treden, gelden de regels van plaatsvervulling weer. Als in ons eerder voorbeeld de zus niet was overleden maar Jan had vermoord en zij was daarvoor veroordeeld, dan kan zij niet als erfgenaam van Jan optreden, maar treedt haar zoon voor haar in de plaats.